Pels/Kaat & Tijhuis-Orgel (1959-1980)
De dispositie van het Pels-Orgel tijdens de ingebruikname 1959:
| Hoofdwerk (II): | Rugwerk (I): | Zwelwerk (III): | Pedaal: |
| Holquintadeen 16 | Holpijp 8 | Holquintadeen 16 | Praestant 16 |
| Praestant 8 | Quintadeen 8 | Praestant 8 | Subbas 16 |
| Salicionaal 8 | Praestant 4 | Viola di Gamba 8 | Holquintadeen 16 |
| Roerfluit 8 | Spitsfluit 4 | Voix Céleste 8 | Octaafbas 8 |
| Holquintadeen 8 | Octaaf 2 | Holquintadeen 8 | Gedekt 8 |
| Octaaf 4 | kwintfluit 1 1/3 | Praestant 4 | Octaaf 4 |
| Fluit 4 | Sesquialter 2 sterk | Koppelfluit 4 | Ruispijp 2 2/3 IV |
| Kwint 2 2/3 | Scherp 3-4 sterk | Nasard 2 2/3 | Bazuin 16 |
| Vlakfluit 2 | Dulciaan 8 | Superoctaaf 2 | Trompet 8 |
| Sesquialter 3 sterk | Terts 1 3/5 | Klaroen 4 | |
| Mixtuur 5-6 sterk | Sifflet 1 | ||
| Trompet 8 | Kleinmixtuur 1 1/3 III | Koppelingen: | |
| Hobo 8 | HW+RW, | ||
| Kromhoorn 8 | HW+ZW, | ||
| RW+ZW, | |||
| P+HW, P+RW, | |||
| P+ZW |
Van Pels tot Kaat & Tijhuis
Na de oplevering van het orgel in de Nieuwe Kerk, bleek al snel uit verschillende klachten dat de organisten niet zo tevreden waren als de doorsnee kerkgangers. Er waren problemen met storingen, de Prestantpijpen en de intonatie van het orgel. De grote pijpen, waaronder de Prestant 16′, begonnen direct te verzakken en werden later voorzien van rolbaarden om de klank meer sturing te geven. De intonatie van het orgel was ook niet optimaal, met een aflopende sterkte in de discant die resulteerde in een weinig sprankelend klankbeeld. Bovendien waren er problemen met bijspraak en zwijgende tonen. De Bazuin 16′ van het pedaal verzakte dusdanig dat er in 1965 koperen inzetstukken moesten worden geplaatst. In 1967 vond er zelfs een totale herintonatie plaats door Pels, maar helaas zonder aanvaardbaar resultaat. Een groot probleem was de totaal mislukte Sesquialter van het Hoofdwerk, welke volgens de adviseur een zachte regaalachtige tongwerkklank zou moeten hebben als gevolg van het toepassen van een 1 1/7′ (septime) koor. Deze uiting van de toenmalige ‘orgelbeweging’ werd door de adviseurs helaas gesteund, waardoor men slechts met tegenzin bereid was om dit register aan te passen.
Aan het einde van de jaren ’70 waren de organisten alle storingen en intonatieproblemen zat, en zochten ze contact met de Orgel Advies Commissie (OAC) van de Gereformeerde Organisten Vereniging. Johan van Dommele, organist van de Eusebiuskerk in Arnhem, en Herman Smedema, organist van de Petruskerk in Leens, kwamen als adviseurs naar Kampen en bevestigden volledig de klachten die door de organisten waren geuit.
Arie Fonteyn van Fonteyn-orgelbouw had zich kort daarvoor vanuit Amsterdam in Kampen gevestigd en had in 1977 het nieuwe orgel in de Westerkerk voltooid. Hij onderzocht het orgel in de Nieuwe Kerk en deed een aantal voorstellen. Vanwege het faillissement van zijn firma werden de lopende opdrachten en het advies over dit orgel overgenomen door de firma Kaat & Tijhuis. Een prettige bijkomstigheid was dat Marinus Elize Kaat bij de Fa. Pels uit Alkmaar had gewerkt en het orgel al sinds 1965 kende.
Het eensluidende advies van zowel adviseurs, orgelbouwers als organisten luidde als volgt:
- Vervang de 10 frontpijpen van de Prestant 16′.
- Vervang het pijpwerk van de Prestanten, Octaven en Mixtures van zowel het Hoofdwerk als het Zwelwerk.
- Vervang het pijpwerk van alle manualen van de Fluiten.
- Omintoneren van de Holquintadeen (met al zijn transmissies) tot Bourdon.
- Verschuif de Kromhoorn 8′ van het Zwelwerk naar 16′, waarbij het groot octaaf vernieuwd moet worden.
- Herstructureer de Sesquialter van het Hoofdwerk om een acceptabel geluid te verkrijgen.
- Voer een totale revisie uit van de tractuur en de speeltafel.
- Voer een totale herintonatie uit.
In 1979 werd de opdracht gegund aan de firma Kaat & Tijhuis en werden bovenstaande punten uitgevoerd. Op 14 februari 1981 werd het orgel opnieuw in gebruik genomen.
De dispositie van het Pels-Orgel na de renovatie door Kaat & Tijhuis:
| Hoofdwerk (II): | Rugwerk (I): | Zwelwerk (III): | Pedaal: |
| Bourdon 16 | Holpijp 8 | Gedekt 16 | Prestant 16 |
| Prestant 8 | Quintadeen 8 | Prestant 8 | Subbas 16 |
| Salicionaal 8 | Prestant 4 | Viola di Gamba 8 | Octaafbas 8 |
| Gedekt 8 | Spitsfluit 4 | Vox Celeste 8 | Gedekt 8 |
| Octaaf 4 | Octaaf 2 | Bourdon 8 | Octaaf 4 |
| Fluit 4 | Quintfluit 1 2/3 | Prestant 4 | Ruispijp 2 2/3 IV |
| Quint 2 2/3 | Sesquialter 2 sterk | Koppelfluit 4 | Bazuin 16 |
| Octaaf 2 | Scherp 3-4 sterk | Nasard 2 2/3 | Trompet 8 |
| Sesquialter 3 sterk | Dulciaan 8 | Nachthoorn 2 | Klaroen 4 |
| Mixtuur 5-6 sterk | Terst 1 3/5 | ||
| Trompet 8 | Sifflet 1 | ||
| Kleinmixtuur 1 1/3 III | |||
| Kromhoorn 16 | |||
| Hobo 8 | |||
KJM Improvisatie in Barokstijl Nieuwe Kerk Kampen
Huidige Dispositie
Dispositie Pels/Nijsse-orgel, Nieuwe Kerk te Kampen:
| Hoofdwerk (II): | Rugwerk (I): | Bovenwerk (III): | Pedaal: |
| Prestant 16′ p | Prestant 8′ pn | Bourdon 16′ k | Prestant 16′ p |
| Prestant 8′ pk | Holpijp 8′ k | Prestant 8′ p | Subbas 16′ p |
| Fluit Harmonique 8′ n | Quintadena 8′ k | Baarpijp 8′ n | Quint 12′ n |
| Roerfluit 8′ k | Octaaf 4′ p | Viola di Gamba 8′ p | Octaaf 8′ n |
| Quint 6′ n | Fluit Douce 4′ k | Voix Céleste 8′ p | Gedekt 8′ n |
| Octaaf 4′ k | Speelfluit 3′ p | Salicet 4′ p | Roerquint 6′ n |
| Gemshoorn 4′ k | Octaaf 2′ k | Koppelfluit 4′ k | Octaaf 4′ p |
| Quint 3′ p | Woudfluit 2′ p | Nasard 3′ k | Mixtuur V sterk’ pn |
| Superoctaaf 2′ p | Sesquialter II sterk’ p | Nachthoorn 2′ k | Bazuin 16′ k |
| Tertiaan 3 1/5′ n | Mixtuur III-IV sterk’ kn | Terts 1 3/5′ p | Trombone 8′ p |
| Mixtuur III-V sterk’ kn | Fagot 16′ pk | Quintfluit 1 1/2′ p | Trompet 4′ n |
| Scherp V sterk’ pn | Dulciaan 8′ p | Sifflet 1′ k | |
| Cornet V sterk’ n | Cymbaal III sterk’ pkn | ||
| Trompet 16′ n | Basson-Hobo 8′ p | ||
| Trompet 8′ k | Vox Humana 8′ n | ||
| p: Pels 1959 | |||
| k: Kaat en Tijhuis 1980 | |||
| n: Nijsse 2009 | |||
| Werktuiglijke registers: | Technische gegevens: |
| Koppeling Hoofdwerk-Bovenwerk | Manuaalomvang: C-g |
| Koppeling Hoofdwerk-Rugwerk | Pedaalomvang: C-f |
| Koppeling Rugwerk-Hoofdwerk | Toonhoogte: 440 Hz bij 18 gr.C |
| Koppeling Pedaal-Bovenwerk | Winddruk Hoofdwerk: 76 mm |
| Koppeling Pedaal-Hoofdwerk | Winddruk Rugwerk: 75 mm |
| Koppeling Pedaal-Rugwerk | Winddruk Bovenwerk: 78 mm |
| Tremulant Bovenwerk | Winddruk Pedaal: 80 mm |
| Tremulant Hoofdwerk | |
| Tremulant Rugwerk | |
| Zweltrede Bovenwerk |
Nieuwe Kerk, Kampen
Gebouwd als Gereformeerde Kerk, is deze karakteristieke Kuiperskerk opgericht zonder toren. De kerk heeft echter door de jaren heen verschillende denominaties gekend. In 1912 werd het gebouw gebruikt als Gereformeerde Kerk, gevolgd door de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt in 1945 en de Nederlands Gereformeerde Kerk in 1969.
In maart 2002 werd gestart met een uitbreiding van het gebouw naar een ontwerp van architect Harpertz uit Enschede (48-02). Op vrijdag 3 april 2009 werd het orgel in de kerk in gebruik genomen na een omvangrijke verbouwing en uitbreiding. Het eerste orgel in de kerk, gebouwd door Jan Proper, dateert uit 1912 en werd vervangen door een Pels-orgel op 25 februari 1959. Dit Pels-orgel werd in 2008-2009 omgebouwd door de firma Nijsse & Zoon uit Oud-Sabbinge.
De Nieuwe Kerk van Kampen aan de Broederweg 34 was de derde Gereformeerde Kerk in Kampen (62-09).
Deze Gereformeerde Kerk, ontworpen door Tjeerd Kuipers, werd gebouwd in 1911-1912 in de Berlagiaanse-stijl. Kuipers was een zeer productieve kerkontwerper, vooral voor gereformeerde kerken in de periode van 1850-1940. De invloed van H.P. Berlage is duidelijk zichtbaar in de vlakke muurbehandeling, de rondboogvensters en de natuurstenen elementen. De kerk is gelegen op de hoek van twee straten aan de rand van het oude centrum.

OMSCHRIJVING
Het kerkgebouw is opgetrokken in schoon metselwerk en heeft de vorm van een Grieks kruis, dat onder grijze muldenpannen gedekte zadeldaken rust. De voorgevel (O) heeft een middenrisaliet dat de suggestie wekt van een driebeukige kerk. Het risaliet is voorzien van hoeklisenen met natuurstenen afdekplaten en heeft een waterlijst. De centraal geplaatste entree bevindt zich onder een rondboog met archivolten. De houten deuren zijn voorzien van ijzerbeslag en staan onder een natuurstenen kalf, met daarboven een verticaal geleed, rondboogvormig bovenlicht. Boven de entree bevinden zich drie hoge rondboogvormige vensters met glas-in-lood. In de top van de voorgevel bevindt zich een klein rondboogvormig venster. De zijgevels van het risaliet bevatten deuren onder segmentbogen met zandstenen aanzetstenen. In de terugliggende delen van de voorgevel staan kleine rondboogvormige vensters.
Zijgevel (Z) bestaat uit een risalerend geveldeel aan de linkerkant, wat de eindgevel van een transeptarm is, en een terugliggend geveldeel aan de rechterkant met een vierzijdige kapel. Zowel in het terugliggende geveldeel als in de kapel zijn er meerdere rondboogvensters te vinden. In het risaliet bevindt zich een entree onder een rondboog, daarboven is een zeer groot rondboogvormig venster met glas-in-lood geplaatst. Ook de noordelijke transeptarm bevat een dergelijk rondboogvormig venster.
De achtergevel heeft diverse kleine rondboogvormige vensters. Het interieur is vrij sober en heeft balkons, steunend op natuurstenen zuilen met corintische kapitelen en galerijen. Het beschoten plafond heeft plafondbalken die steunen op korbelen. De oorspronkelijke preekstoel bestaat uit een marmeren voet met houten opbouw.

WAARDERING
Deze kerk heeft een algemeen cultuur- en architectuurhistorisch belang vanwege verschillende redenen.
- Ten eerste dient het als een uitdrukking van het gereformeerde leven in Kampen.
- Ten tweede is het een kenmerkend voorbeeld van een gereformeerde kerk uit het oeuvre van Tj. Kuipers.
- Ten derde is het opmerkelijk vanwege de Berlagiaanse bouwstijl.
- Ten vierde heeft het een hoge mate van gaafheid van zowel het interieur als exterieur.
- Ten slotte heeft het een beeldbepalende functie.

Het Jan Proper-orgel
Het lijkt erop dat orgelmaker Jan Proper de huisleverancier was van de Gereformeerde Kerk in Kampen. Zijn voorganger en oom Zwier van Dijk leverde het orgel voor de Burgwalkerk, waarvan het onderhoud al vrij snel door Proper werd overgenomen. Rond 1900 bouwde hij ook het orgel van de Hagenpoortkerk en de kerkenraad vond het kennelijk logisch dat Proper ook verantwoordelijk zou zijn voor de bouw van een orgel in de Nieuwe Kerk. Er was echter één restrictie waar Jan Proper niet zo blij mee was: het kenmerkende orgelfront was een ontwerp van kerkarchitect Tjeerd Kuipers en vormde met het kerkinterieur één geheel. Er was dus een zekere verplichting om van dit front gebruik te maken. Het front was echter niet geschikt om er een mechanisch orgel in te bouwen, dus zag Proper zich genoodzaakt om achter het front een pneumatisch orgel te plaatsen. Het werd één van de eerste pneumatische orgels in ons land. Overigens is een vergelijkbaar orgelfront nog steeds te vinden in de Gereformeerde Kerk in Wildervank, ook ontworpen door Tjeerd Kuipers en vrijwel identiek aan de Nieuwe Kerk.
Op 29 maart 1912 werd het orgel ingewijd door o.a. organist Ph. Zalsman

| Hoofdwerk: | Bovenwerk: | Pedaal: |
| Violon 16′ | Salicionaal 8′ | Subbas 16′ |
| Prestant 8′ | Gedekt 8′ | Violoncel 8′ |
| Roerfluit 8′ | Viool 8′ | |
| Gemshoorn 8′ | Voix Celeste 8′ | Nevenregisters: |
| Octaaf 4′ | Fluit 4′ | Manuaalkoppeling |
| Fluit 4′ | Clarinet 8′ | Pedaalkoppel Hoofdwerk |
| Octaaf 2′ | Tremulant | Pedaalkoppel Bovenwerk |
| Cornet (disc.) IV’ | Sub-octaaf-koppel I-II | |
| Trompet 8′ | Trede voor zwelkast | Super-octaaf-koppel I |
| Drukknoppen pp, p, f, ff |
Het orgel kreeg pneumatische kegelladen en een dubbele jaloeziekast (zwelkast).
Omdat men meteen al vond dat het orgel te weinig “bas” had, werd besloten het instrument uit te breiden met een Bourdon 16′ op het Bovenwerk. Hiervoor moest ruim 100 gulden betaald worden. Meer wijzigingen volgden gestaag, ook omdat beide organisten Ph. Zalsman en Th. W. van Dijk steeds aandrongen op goed onderhouden verbeteringen aan het orgel, dat van meet af aan storingen vertoonde. Kennelijk speelde onervarenheid met het pneumatische systeem Proper toch parten. De volgende lijst illustreert het grote aantal ingrepen.
- Fa. Koch uit Apeldoorn verving de Gemshoorn 8′ door een Quint 3′ op het Hoofdwerk en verwijderde de Clarinet van het Bovenwerk.
- Fa. Dekker uit Goes verving de Voix Celeste op het Bovenwerk door een Terts 1 3/5′, waarbij bestaand pijpwerk van de Celeste werd gebruikt en aangevuld met pijpen van de Cornet van het Hoofdwerk. De Cornet werd hierdoor van f-2 tot f-3 slechts 2 sterk.
- In 1937 verrichtte Fa. J.C. van ’t Veer, ook uit Goes, een restauratie en schoonmaakbeurt aan het orgel. Daarna werden er regelmatig noodreparaties uitgevoerd, die door organist Van Dijk zelf werden betaald.
Op den duur bleek het instrument te zeer aangetast te zijn door vocht, waardoor het niet meer te restaureren viel. Vanaf dat moment, net na de Vrijmaking van 1944, begon men uit te kijken naar een ander orgel. Advies werd reeds gevraagd bij de toenmalige Gereformeerde Organisten Vereniging in 1949 en 1950. Het heeft echter nog 10 jaar geduurd voordat het Pels-orgel in gebruik kon worden genomen.
De dispositie van het Proper-orgel zag er, kort voor de afbraak in 1958, als volgt uit:
| Hoofdwerk: | Bovenwerk: | Pedaal: |
| Violon 16′ | Bourdon discant 16′ | Subbas 16′ |
| Prestant 8′ | Quintadeen 8′ | Cello 8′ |
| Roerfluit 8′ | Gedekt 8′ | |
| Octaaf 4′ | Gamba 8′ | Nevenregisters: |
| Roerfluit 4′ | Fluit 4′ | Manuaalkoppeling |
| Quint 3′ | Blokfluit 2′ | Pedaalkoppel Hoofdwerk |
| Octaaf 2′ | Terts 1 3/5′ | Pedaalkoppel Bovenwerk |
| Cornet (disc.) II-IV’ | Tremulant | Sub-octaaf-koppel I-II |
| Trompet 8′ | Super-octaaf-koppel I | |
| Trede voor zwelkast | Drukknoppen pp, p, f, ff |
